Wat is schematherapie:
Iedereen heeft een bepaalde manier waarop hij of zijn kijkt naar zichzelf, anderen en de wereld. Wanneer dit leidt tot langdurige vaste patronen van voelen, denken en handelen kun je spreken van een gevoelige snaar, ook wel schema genoemd. Door deze schema’s kun je in je dagelijks leven en functioneren vastlopen en (terugkerende) psychische klachten ontwikkelen. Wanneer bepaalde schema’s getriggerd worden kun je in een bepaalde gevoelstoestand (modus) terecht komen. Voor de manier waarop je naar jezelf kijkt en naar anderen om je heen is de kiem gelegd in je kindertijd, en die kijk is verder gegroeid door wat je daarna hebt meegemaakt.
Schematherapie is ontwikkeld om die “schema’s” te veranderen en om te leren gaan met de gevoelstoestanden (modi).

Doelstelling groepsschematherapie:
In deze schemagroepstherapie leer je – in de interactie met je mede groepsdeelnemers – je persoonlijke schema’s en modi op te sporen en in te zien hoe deze zijn ontstaan en in stand worden gehouden. In de therapie leer je welke schema’s/modi je last bezorgen en hoe en waarom je ze in stand houdt; dat is de eerste stap in het veranderingsproces. Met het verkregen inzicht ga je leren de schema’s uit te dagen. Je zult leren de irreële gedachten in twijfel te trekken en te oefenen met nieuw gedrag. Op deze manier leer je stap voor stap oude gewoonten waarvan je veel meer last dan gemak hebt, te vervangen door meer adequate gewoonten.

Werkwijze:
Het betreft een semigestructureerde groepstherapie, bestaande uit 18 bijeenkomsten plus 2 follow-upbijeenkomsten van 2 uur. De groep zal bestaan uit mannen en vrouwen en telt 7 tot 9 leden. De groep wordt begeleid door twee vaste therapeuten, geschoold in schematherapie.
De groepsbijeenkomsten bestaan deels uit groepsgesprekken, deels uit experiëntiële (“ervaringsgerichte”) oefeningen en deels uit het aanleren van technieken om de schema’s en modi uit te dagen en te verzachten.
Er wordt gewerkt met het werkboek “werkboek kortdurende schematherapie: experiëntiële technieken, Broersen en van Vreeswijk”. Er wordt van de deelnemers verwacht dat ze dit werkboek zelf aanschaffen.